De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

In memoriam 

Marie Sprenger-Hogenhout (1919-2011) 

Marie Sprenger-Hogenhout is woensdag 4 mei 2011 overleden. En dat is goed zo. Voor haar zelf, want zij wilde al lange tijd niet meer verder. Zij kon niet meer haar leven leiden, zoals dat bij haar persoonlijkheid paste. Het is ook goed voor haar omgeving. Met groot verdriet volgden velen haar geworstel, onmachtig om meer te doen dan aandacht geven, zorgzaam zijn, medeleven tonen. Nu kan iedereen haar weer zien als de lieve en zorgzame moeder, als de actieve en sterke sociaal voelende vrouw, die ze in ieders herinnering was.

Marie Sprenger-Hogenhout was de oudste dochter van de Amsterdamse timmerman Cor Hogenhout, een man van de wereld, actief in de vakbond, leergierig, een man die zelfstandig in zijn vrije tijd het weinige op school geleerde enorm heeft aangevuld. Zij hielp haar vader met het schrijven van convocaties voor de bond en bracht ze rond. Over en weer namen ze elkaar in vertrouwen, waren ze elkaars klankbord in tal van aangelegenheden.

Zij was ook de oudste dochter van Alida Sallé, tot haar huwelijk hoofd van de keuken in een Amsterdams pension. Een vrouw met heel andere kwaliteiten, een ingetogen vrouw, bovenal een zeer zorgzame moeder, maar enigszins wars van de moderne tijd. Het wekelijkse mattenkloppen had lange tijd de voorkeur boven het stofzuigen, hoewel zij als een der eersten de beschikking had over een stofzuiger. Ook voor haar was moeder een vertrouwenspersoon. Zij schreef de kaartjes naar ooms en tantes als ze jarig waren, maar ook de brieven naar de woningbouwvereniging als ze het oog had laten vallen op een nieuwe woning. Waarvan later bleek dat haar vader daar niets van wist.

Marie Sprenger-Hogenhout was de oudste dochter van Cor Hogenhout en Alida Sallé en had van beiden iets. Ze was leergierig, niet alleen maatschappelijk betrokken maar ook maatschappelijk actief, zoals haar vader was. Ze was, net als haar moeder, lief en zorgzaam, wars van uiterlijk vertoon, uitgaan, theater hoefde eigenlijk niet voor haar en de moderne tijd hield – tot ieders verdriet – voor haar op bij typemachine en telefoon. Haar ontspanning vond ze in puzzelen, lezen en borduren. Van jongsaf was ze een meesteres met naald en draad, heuse kunstwerken zijn door haar vervaardigd.

Willem Sprenger en Marie Hogenhout vormden een team, waarin de verhoudingen overigens wel traditioneel werden bepaald. Zij had in 1946, ten tijde van hun huwelijk, een goede baan die ze zoals gebruikelijk in die tijd opgeeft om huisvrouw te worden. Terwijl hij nog zoekende was. Dat komt tegenwoordig toch niet meer voor. Anderzijds moet je een goed inzicht hebben in de tijdgeest van toen, om te beseffen hoe modern het was, dat hij de schoenen poetste en zij per giro de financiën van het gezin verzorgde. En dat ze allebei – hoe katholiek ook – van het begin af op de PvdA stemden. Daarmee maakte je je tot in de jaren zestig binnen de Volkskrant – ‘katholiek dagblad voor Nederland’ immers – niet geliefd.

Zestig jaar geleden, in 1951, verhuisden zij naar Oog In Al, naar Joseph Haydnlaan 45. Met alle slagen om de arm, kan gesteld worden dat de eerste helft ervan, de gelukkigste jaren van Marie Sprenger zijn. Ze is de spil in een gezin met uiteindelijk zeven kinderen, die het haar aardig moeilijk kunnen maken, met al hun fratsen, kattenkwaad, allergieën, onderwijs- en gezondheidsproblemen. Maar ze slaagt er ook in hen geleidelijk aan bij tal van gezinstaken te betrekken. Ze is de betrouwbare achtervang voor Willem Sprenger vader, die vaak onderweg was. In deze tijd van mobiele telefonie is het niet voor te stellen hoe belangrijk dat voor hem was. Zij noteerde de vragen en telefoonnummers van de mensen die hem zochten en gaf die door zo gauw hij ergens een vaste telefoon had weten te vinden, waardoor hij vlot kon reageren op actuele ontwikkelingen.

Daarnaast raakte ze meer en meer betrokken bij de ontwikkeling van de St. Dominicusparochie, die dan net is gesticht. Ze was secretaresse van het Katholiek Vrouwen Gilde en droeg eraan bij dat de blik niet uitsluitend op huishoudelijke taken was gericht. De buitenwereld werd naar binnen gebracht door lezingen van Jef last over de Spaanse Burgeroorlog, van Lode van Gent over Congo, van Antoon Heijn over schilderkunst, om maar wat voorbeelden te geven. En als een goede manager delegeerde ze een deel van haar taken aan het gezinsnetwerk. Haar man maakte van de convocaties een wervend geheel en de kinderen – zoals zijzelf eerder deed voor haar vader – bezorgden de convocaties door heel Oog In Al. Zo hebben zij de wijk goed leren kennen. Binnen het kader van de KVG verzorgde zij een babysit-centrale, een welkome voorziening in een wijk met veel gezinnen met opgroeiende kinderen, een welkome inkomstenbron voor de wat oudere tienermeisjes. Later verschoven haar inspanningen naar de PCI, de Parochieel Charitatieve Instelling. Daar had ze al eerder kennis gemaakt. De PCI had contact met de Hulp voor Oost-Europa en organiseerde vakanties voor Oost-Europese scholieren. Zo waren enkele jaren achtereen jongens uit Berlijn bij het gezin, net als bij andere gezinnen in Oog In Al, op vakantie.
Hoewel ze niet zoveel vertelde over de PCI, werden de kinderen er wel bij ingeschakeld. Eerst alleen met Kerstmis, later ook met Pasen, zorgde zij voor een fruitmand of een bloemetje voor zieken en bejaarden in Oog In Al. De kinderen deden de bezorging, totdat die rol werd overgenomen door de verkenners en het jongerenkoor. Met Sinterklaas en ook met Kerstmis liet ze door de kinderen pakketjes bezorgen bij gezinnen, die in behoeftige omstandigheden verkeerden. Het was een gelegitimeerde vorm van belletje-trek. Zij moesten het pakket voor de deur zetten, aanbellen en hard weg rennen. Als ze werden betrapt, moesten ze zeggen dat het pakket afkomstig was van Jan-Piet-en-Klaasje. Een fantasietje van vader Willem.

Het werk voor de PCI beperkte zich niet tot het verzorgen van attenties. Zo ontfermde zij zich uiterst discreet over enkele gezinnen die in moeilijke omstandigheden verkeerden. Eind jaren vijftig  werd zij via Pro Juventute, de katholieke jeugbeschermingsorganisatie gevraagd voogd te worden van de 9 kinderen van een gezin, woonachtig in de 2e Delistraat, nabij de Laan van Nieuw Guinea en de Kanaalstraat. Tegenwoordig beter bekend als ‘Lombok’. De moeder wilde scheiden van haar man, omdat hij aan hun oudste dochter had “gezeten". Haar eigen ouders keurden echter een echtscheiding af. Zij was uit huis gegaan en had bij de zusters Augustinessen van St. Monica in de Waterstraat ((Wijk C) onderdak gevonden. De vader die bij Stork Jaffa aan de Vleutenseweg werkte, is maanden opgenomen geweest in de Penitentiaire Inrichting (PI) Esserheem in Veenhuizen (Drenthe). Daar heeft ze hem wel eens gekleed in haar dure zondagse mantelpak bezocht. Maar ook als ze een enkele keer doordeweeks haar mooiste kleren aan had dan wist je dat ze naar de kinderrechter aan de Hamburgerstraat ging om verslag uit te brengen. Een gezegde van haar was: als er nou maar 1 kind niet in de gevangenis terecht komt heb ik mijn werk goed gedaan. 

Later is de vrouw weer naar haar man en gezin teruggegaan. Maar zij bleef ook gedurende de jaren zestig nog enige tijd toeziend voogd over de jongste kinderen. De rapporten die naar de voogdijcommissie gestuurd moesten worden, werden aan haar man Willem Sprenger gedicteerd. Daarbij heeft ze wel eens verzucht: “over je eigen kinderen hoef je gelukkig geen  rapporten te  schrijven”. 

Het contact is nog heel lang gebleven. Het gezin is met Sinterklaas en de katholieke feestdagen door ‘Jan-Piet-en-Klaasje’ met bloemen en een verrassingspakket bedacht. De moeder had de gewoonte op 14 februari, Valentijnsdag, een bloemetje te sturen. Weer later hebben zij elkaar nog getroffen in het verzorgingshuis Bijnkershoek; maar zij herkende haar niet meer.

Rie Sprenger krijgt de Pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice opgespeld door pastoor Melkert

Naar aanleiding van al dit werk heeft zij in 1985 de pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia Et Pontifice ontvangen. (foto)

Marie Sprenger-Hogenhout voelde zich bij deze inspanningen gesteund door de opvoeding die ze thuis heeft ontvangen en het katholieke geloof. Maar zij was daarbij verre van eenkennig. Toen rondom het Mandement van de Bisschoppen in 1954 in Oog In Al een discussie opkwam dat katholieke gezinnen een katholieke huisarts hoorden te hebben, ging ze daarin niet mee. Ze had een goede huisarts in dokter Lagerweij en geen behoefte om naar een katholieke huisarts over te stappen. Later heeft zij met haar man de oecumenische ontwikkeling in Oog In Al van harte gesteund. Hij als eindredacteur van het blad In Gesprek Rondom De Kerk, dat rond de christelijke feestdagen verscheen, zij als medewerkster van de Onderlinge Hulpdienst van de Mattheus, de Pniël- en de Dominicuskerk. Als er ergens wat was, waarschuwde zij een vrijwilliger om eens een kijkje te gaan nemen.

Twee ingrijpende gebeurtenissen bepaalden de tweede helft van haar leven. Dat is de aanrijding waarvan ze het slachtoffer was in 1966. Op weg naar Ziekenhuis Oudenrijn voor een bezoek aan de pasgeboren Esther, die daar aan haar maag was geopereerd , wordt ze op het zebrapad over de Weg der Verenigde Naties door een auto geschept. Met een verbrijzelde schouder als gevolg. Met de steun van buren, die voor Esther zorgt als zij van de operatie is hersteld, krabbelt zij weer op. Menigeen heeft later niets van de verbrijzelde schouder gemerkt, weinigen weten van haar pijn.
De tweede ingrijpende gebeurtenis is het overlijden van haar man in 1979. Zijn ziekte openbaart zich vrij onverwacht in het najaar van 1978, maar betrekkelijk snel wordt duidelijk dat die ongeneeslijk is. Eind januari 1979 is hij overleden. Haar verdriet is moeilijk voor te stellen. Maar zij richt zich snel weer op. Er zijn immers nog drie kinderen thuis, van wie er één voor zijn eindexamen staat en een ander net aan de middelbare school is begonnen. En die hebben haar aandacht en zorg nodig.

Tot vijf jaar geleden was Marie Sprenger-Hogenhout een vrouw aan wie het wereldgebeuren niet ongemerkt voorbijging. In die tijd is haar levensverhaal opgetekend. Ze wilde dat haar kinderen, kleinkinderen en de zich net aandienende achterkleinkinderen iets begrepen van de wereld waarin zij was opgegroeid. Daarna werd het korte en lange termijn geheugen snel minder. Ook haar ogen gingen achteruit, de krant en de ondertitels op tv kon ze niet meer lezen. Haar wereld werd kleiner, ze kon steeds minder de vrouw zijn die ze was. Dat is heel zwaar voor haar geweest.

Marie Sprenger-Hogenhout was een sterke vrouw. Ze heeft veel betekend voor ons, maar ook voor vele mensen tot ver buiten de gezinskring. Bij dat alles kon zij steunen op tal van anderen. In het bijzonder geldt dat voor kleine groepje mensen, dat woonde in de zes huizen op de hoek van Jos. Haydnlaan ( de nrs 47 en 49) en Beethovenlaan (nrs 50, 52 en 54). Binnen dat kleine vertrouwde gemeenschapje voelde zij zich thuis, kon zij zichzelf zijn, daar kon zij tot rust komen, daar kon ze weer op krachten komen voor inspanningen elders in Oog In Al, in Utrecht. 

Jeroen Sprenger

__________

Uitgesproken tijdens de herdenkingsdienst op 9 mei 2011