De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Haagsche Courant 

Amstsgeheim - 1  

Mijn collega komt zo!

Mijn collega komt zo! Het is een uitdrukking die bij mij thuis vaak wordt gehoord. Dat komt zo. In het Noord-Zuidhollands koffiehuis, tegenover het Amsterdamse Centraal Station, was ik eens met mijn moeder om een kopje koffie te drinken. Obers en serveersters marcheerden langs ons tafeltje, maar niemand was genegen onze bestelling op te nemen. Al wat men zei was: mijn collega komt zo! Die collega kwam echter nooit. Na een half uur vergeefs wachten zijn we maar naar elders uitgeweken. Later kregen mijn dochters in het Noord-Zuidhollands koffiehuis een baantje. Als één van de dames thuis even geen zin heeft om de tafel te dekken, heet het: uw collega komt zeker zo?

De bediening op het terras van het Haagse Plein heeft zich deze zomer uitgesloofd deze ervaringen tot leven te wekken. Wat was het moeilijk om een pilsje te pakken te krijgen! Op enig moment zat ik bij de Haagsche Kluis, maar niemand die nota nam van mijn bescheiden opgestoken vingertje. Naast me zaten twee prominente D66-kamerleden. Die besloten eerder dan ik om naar een ander terras te verhuizen. Daar werd ik uiteindelijk na enig vriendelijk aandringen bediend. Om vervolgens eerst gevraagd te worden om te betalen voordat de bestelling werd geleverd. Menigmaal merkte ik later dat collega’s aarzelden om even naar het Plein te gaan, want het duurde er allemaal zo lang. Buiten de minister-president heb ik geen tevreden Plein-gast ontmoet.

Kennelijk pikken mensen meer van het bedrijfsleven dan van de overheid. Jaren geleden onthulde Kronkel – Simon Carmiggelt – dat ambtenaren met de term ‘epibreren’ mensen van zich af probeerden te houden. Als gevraagd werd hoe het zat met de beantwoording van een bepaald verzoek dan zou worden gezegd: meneer, mijn collega is het aan het epibreren. Bang om voor dom te worden versleten vroeg niemand wat epibreren was. Totdat Kronkel een keer doorvroeg en van een ambtenaar te horen kreeg, dat hij het ook niet wist. Het respect van destijds voor de overheidsdienaren is voorbij. Gelukkig is het nu omgekeerd. De klantvriendelijkheid van de overheid voor de burger is enorm toegenomen. Kijk met diens ogen naar onze dienstverlening, houden we elkaar voor. En proberen zo de burger van dienst te zijn. Daar kan de Plein-horeca nog een puntje aanzuigen.

Stelt de burger dat op prijs? De meeste gelukkig wel. Maar er zijn er ook die eens stevig al hun ongenoegen over de politiek willen uiten. Soms uitlopend op een onverkwikkelijke scheldpartij. In mijn werk heb ik enige betrokkenheid gehad met de invoering van de euro. Zo liep ik er tegen aan dat ongeveer een kwart van de telefoontjes naar de eurolijn als terreur werd geclassificeerd. Door het bellen met een mobieltje onmogelijk te maken is dat fors teruggedrongen. Maar wat ik in deze tijd van normen en waarden wil zeggen is: verplaats u eens in de persoon tegenover u. Zou u als eerzaam werknemer zo behandeld willen worden, als u van plan was hem te behandelen?

Daan Vorán
----------
 

Eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant  september 2002

Het belang van continuiteit

Onderweg naar huis rijdend luisterde ik afgelopen maandag naar een gesprekje tussen een medisch onderzoekster en een presentator van het Radio 1 Journaal. Zij kondigde een onderzoek aan naar het ontstaan van artrose, een bepaalde vorm van reuma. Tien jaar lang wilde ze mensen die mogelijk vatbaar zijn voor de ziekte gaan volgen. De mond van de presentator viel van verbazing open. Tien jaar? Stamelde hij uiteindelijk.

De verbazing van de presentator is begrijpelijk. We leven in een tijd van grote stappen snel thuis. Van een voorkeur voor het kort geding boven de bodemprocedure. Het radiogesprekje bracht een ontmoeting met een mijner universitaire leermeesters in herinnering, nu zo’n 30 jaar geleden. Projectonderwijs wilden we toen als studenten. En al die meerjarige wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s, die niet direct antwoorden gaven op de maatschappelijke noden van die tijd, daar hechtten we niet zo aan. Mijn leermeester attendeerde me toen op het belang van de continuïteit. Er zijn nu eenmaal onderwerpen, waarvoor een hit and run benadering niet volstaat. Daarom was hij – supporter van de universitaire democratiseringsbeweging – ook bang voor al te grote invloed van voorbijtrekkende studenten op de onderzoeksprogramma’s.

Die leermeester wordt in 1980 ‘na een vergeefse zwerftocht langs verschillende hoogleraren’ de promotor van Pim Fortuyn. In Herfsttijloos beschrijft Ger Harmsen zijn herinneringen eraan. “Als gastheer was hij een al hartelijke zorgzaamheid. Ontbijt op bed met een zachtgekookt eitje. Hij mocht graag koken, maar het fornuis liet hij vervuilen. Ik kon dat niet aanzien en zorgde, wanneer ik aanwipte, dat het weer blonk als nieuw. Een keer kwam zijn moeder langs vlak nadat ik geweest was. ‘Hoe komt jouw fornuis zo schoon?’ ‘De professor is langs geweest’, zei Pim stralend.” Een tijd lang, zegt Harmsen, leek het niet te lukken met dat proefschrift. “Op een gegeven moment zette hij echter na een innerlijke crisis toch de tanden op elkaar en voegde zich naar de eisen die ik stelde: de linkse fraseologie en ideologie verwijderen; recht doen aan de feiten door grondige bestudering van de bronnen.  Sociaal-economische politiek in Nederland 1945-1949 zou men descriptief kunnen noemen, maar in het licht van de wordingsgeschiedenis was het een flinke prestatie van ons beiden.” Harmsen noemt de promotie een keerpunt in Fortuyns loopbaan. “Had hij tot dan toe zijn onderzoek onder dwang verricht, nu ging hij het voor zijn eigen plezier doen.”

Van een ambtenaar wordt aandacht gevraagd voor de noden van nu. Maar tegelijkertijd wordt van hem verwacht de continuïteit niet uit het oog te verliezen. Ziekten als reuma, kanker, aids, kunnen niet op heel korte termijn worden bestreden. Riolering, dijkbewaking, energievoorziening, onderwijs, vuilophaal, het zijn zaken die permanente aandacht behoeven. Het heeft iets kneuterigs. Van op de winkel passen. Maar het moet wel gebeuren. Pim Fortuyn heeft in de samenleving iets losgemaakt, waarbij het boeken van snelle resultaten weer voorop is komen te staan. Hij en ik weten van onze leermeester, hoogleraar in de dialectische filosofie, dat je soms tegen een nieuwe mode in moet durven gaan.

Daan Vorán

__________ 

Eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant van oktober 2002