De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Cor Hogenhout

Brest-dagboek, augustus 1941

Vrijdag 1 augustus 1941 – Om 3.18u vertrokken met de extra verloftrein naar Brest. Aangezien ik een week langer thuis ben gebleven als op mijn verlofpas stond aangegeven was het mogelijk dat er bezwaar gemaakt zou worden om mij met deze trein te laten reizen. Het ging nogal makkelijk; er was overigens plaats genoeg.

Moeder, Marietje, Sepha en Cisca hebben mij uitgeleide gedaan. De trein vertrok ‘pünktlich’ op tijd. Ongeveer te half vier werd gecontroleerd door spoorconducteur, terwijl een half uur later de OT- treinführer nog eens controleerde. Alles werd in orde bevonden. Ik had een coupé voor mij alleen, tot Brussel is dit zo gebleven. Toen werd een groot aantal Vlamingen opgenomen. In mijn coupé kwamen 4 personen, drie volwassenen en een jongen van ongeveer 14 jaar. Tot Brussel was de reis nogal eentonig, hoewel ik mijn tijd doodde met lezen. Opmerkelijk was dat een spoorman in Antwerpen om een stuk brood vroeg, wat wel bewijst dat in België het voedsel schaars is. Dit werd mij ook bevestigd door mijn medereizigers, ook zij verklaarden dat het met de voedselvoorziening in België slecht gesteld is. Weinig eten en de kwaliteit nog slecht ook. Overigens waren het heel geschikte mensen, zodat ik er ook prettig gezelschap aan had. De trein, een Sonderzug, volgde in Frankrijk een andere route als de trein waarmee ik het eerst ben weggegaan. Parijs lieten we links liggen. Het landschap vertoonde hetzelfde beeld. Hoewel mijn medereizigers aardige mensen waren, was het mij aangenamer geweest dat de coupé voor mij alleen was gebleven, want van slapen kwam nu niet veel.

Zaterdag 2 augustus 1941 – Na een bijna slapeloze nacht, waarbij we te middernacht nog controle gehad hebben, van de Franse douane die mij echter met rust lieten. Het was maar goed ook, anders was mijn rookgerei in hun zakken verdwenen. Later op de dag hoorde ik dat er nog slachtoffers waren gevallen. Het waren maar een paar pakjes sigaretten en tabak, doch voor de man in kwestie was het een geduchte strop.

In Nantes verlieten vele Belgen de trein, onder wie mijn reisgenoten. Zij moesten nog een reisje van 4 uur maken per autobus. Er waren zoveel reizigers uitgestapt, dat de treinleiding meende de trein te moeten inkorten, zodat wij allen in de voorste wagons moesten plaats nemen, zodat de leeggekomen wagons afgekoppeld werden. Na een vermoeiende reis kwamen wij te 8.50u in Brest aan. Gelukkig kon ik nog een autobus bekomen, zodat ik te ongeveer 9.30u in het Lager aankwam. Hier vernam ik al direct dat Cranendonk weer naar huis was omdat hij bericht had gekregen dat zijn vrouw was overleden. Dit verwonderde mij zeer, omdat ze nog maar voor een paar dagen geleden thuis bij mij geweest was, terwijl het bericht tien dagen onderweg is geweest. Ik trof nog drie kamergenoten, waarvan een zondag met verlof ging. Na aan de nieuwsgierige vragen zoveel mogelijk antwoord te hebben gegeven ben ik tamelijk vermoeid naar bed gegaan om van mijn welverdiende nachtrust te genieten.

Zondag 3 augustus 1941 – Wat een vergissing. Ik meende goed te kunnen slapen na de vermoeienissen der reis. Maar ik had buiten de waard gerekend, in dit geval de Duitse bewoners der barak. De heren hadden weer eens heibel onder elkaar. Zoveel als ik uit het tumult kon verstaan ging het om een bedrag van 119 franc wat een der heren miste. Hij eiste van een andere Duitser het geld terug, onder bewering dat het geld gestolen was. De ander liet het er niet bij en de heren pakten elkander aan. De Lagerführer kwam op de herrie af, maar kon bepaald de heren niet tot de orde krijgen, zodat hij de sterke arm ter hulp riep. Militairen hebben toen de rust hersteld en de ergste levenmaker meegenomen. Het was niet uit te maken of de bestolene of de andere werd meegenomen. In ieder geval, wij konden weer gaan slapen. Hiervan kwam niet veel terecht, omdat ik de slaap niet goed meer te pakken kreeg. Het was dan ook logisch dat ik heden niet gewerkt heb. Nadat ik mijn garderobe en ondergoed schoongemaakt en geordend had, ging ik naar de Mis van 11 uur, nota bene een Hoogmis. Het zingen geschiedde door de gelovigen, in hoofdzaak de jongeren. Op het zangkoor waren de meisjes en vooraan waren wat banken geplaatst waar de jongens plaats hadden gekregen. Voor de Mis werd de communie uitgereikt en onder de Mis ging een jonge man met een mand brood rond. In de mand bevonden zich kleinere en grotere stukjes brood. Een ieder nam een klein stukje brood, maakte daarmee een kruis en stopte het in de mond. Degenen die een groter stukje nam gaf een aalmoes. Ook ik kreeg nadat ik een klein stukje genomen had ook een groter, waarvoor ik ook een offertje gaf. Ik zal nog eens proberen te achterhalen wat de betekenis is van dit gebruik. De Mis verliep vooral gewoon en wat het zingen aan gaat, dat ging velen om het hardst en niet om het mooiste! ’s Avonds ben ik nog even naar een bekende familie geweest en daarbij had ik gelegenheid de jongste zoon dolblij te maken met een serie stadsgezichten van Amsterdam.

Arsenal

Foto's boven en onder: Arsenal. "Dit is een grote werf van de Franse marine, die nu natuurlijk door de Duitsers benut wordt."

Maandag 4 augustus 1941 – Vandaag heb ik gewerkt aan het Arsenal. Dit is een grote werf van de Franse marine, die nu natuurlijk door de Duitsers benut wordt.[1] Ons werk is hier aan de sluisdeuren, welke voor de duikbootschuilplaatsen wordt gemaakt. Veel houtwerk zit er niet aan, maar het weinige is dan ook zwaar genoeg, in hoofdzaak eiken sleepstukken, welke aan de onder- en de zijkanten der sluisdeuren bevestigd moeten worden. Het is dan wel geheel ander werk als dat wat ik voor mijn verlof deed. Maar het is interessant werk.  

 

 

 

Arsenal

Dinsdag 5 augustus 1941 – Werk als voren. Ongeveer 9 uur in de morgen bezoek van Tommy’s. Een half uur in de abri, dat is een natuurlijke schuilplaats in de bergen uitgeboord. Het zijn oude bergplaatsen voor munitie. Op de Kriegshaven zijn bommen gegooid, enige mensen zijn gedood. 

Woensdag 6 augustus 1941 – Werk als voren. Koortsachtig wordt gewerkt, morgen moeten twee dokdeuren weggevoerd worden.

Donderdag 7 augustus 1941 – De deuren zijn nog niet gereed, zodat de aflevering uitgesteld wordt tot morgen. Morgenochtend om 5 uur moeten wij met werk aanvangen.

Vrijdag 8 augustus 1941 – Hedenochtend 4.15u werden wij gewekt, kwart voor 5 vertrek van de bus, zodat wij te 5 uur op het Arsenal aankomen. Het regent hard, maar er moet gewerkt worden, want om 6 uur komt er een drijvende bok om de deuren over de drempel van het dok te lichten. In een gietende regen wordt gewerkt, om 6 uur is alles gered voor de bok, maar de bok is er niet. Te 7 uur is het getij het gunstigst, dan heeft het water het hoogste punt bereikt, maar nog steeds geen bok. Langzaam zakt het water, zodat de deur teruggevaren moet worden naar de oude plaats, anders raakt hij vast aan de dokvloer. Geweldig gefoeter van de heren die de leiding hebben van het werk, wat in dit geval te verklaren is. Wij waren intussen tot op ons hemd nat geworden. Eindelijk te 8 uur ongeveer komt de bok voor het dok, na een voortdurend manoeuvreren hangt de deur in de takels. Nu gaat het goed, na een half uur is de deur buiten. Voor de tweede deur is het echter te laag water geworden, zodat besloten wordt deze ’s avonds te 7 uur er uit te werken. Dit gelukt buitengewoon goed, want het water is nu ongeveer 40cm hoger als vanmorgen. De deur vaart er nu zo uit, zodat de bok geen hulp behoeft te bieden. Onze chef is zo in zijn nopjes, dat hij een fles cognac laat openmaken, die in minder dan geen tijd soldaat gemaakt is. Werkelijk deed het mij goed, want zo als gezegd, ik was doornat en werd wel een beetje rillerig. Een paar uur ben ik doende geweest om mijn kleren droog te krijgen. De dag werd verder doorgebracht met niets doen, totdat om 7 uur het tweede bedrijf vlak werd afgewerkt.

Zaterdag 9 augustus 1941 – Nog steeds staat het dok vol water, zodat aan de andere deuren niet gewerkt kan worden. Ik heb nu een paar kleine kepen te maken. Dit werk doe ik met een Vlaamse jongen; hij komt uit de buurt van Zeebrugge en luistert naar de schone naam van Alberic Monbailler. Het is een aardige jongen, 19 jaar oud en de oudste van 6 kinderen. Grappig is dat hij vertelt dat zijn moeder op 18-jarige leeftijd reeds een baby had, wat hij zelf was!

Zondag 10 augustus 1941 – De eerste zondag dat ik werken moet. Het valt nog niet mee. Na 4 vrije zondagen is het een ware beproeving, hoewel wij niet veel te doen hebben.

Maandag 11 augustus 1941 – Het heeft de gehele nacht geregend. Wij gaan onder stortregen weg. Als wij op het werk komen, staat alles nog onder water. Wij werken toch door, maar om 12 uur geeft de Richtmeister vrijaf. Intussen zijn we allen doornat. Een van de luitjes is zo ondeugend te veronderstellen, dat de Richtmeister ons vrijaf geeft, omdat hij zelf gaarne naar bed wil; als wij in de barak aangekomen zijn, kruipt hij direct in bed. Het is ook geen wonder, want de man is vanaf vrijdag nog niet nuchter geweest.

Mijn kamergenoot en ik nemen er een goede middag van. Wij gaan eten in een naburig café, waar we ons te goed doen aan een grote omelet (4 stuks) met mager spek, brood, salade en dit alles wordt besproeid met een fles rode wijn (Bordeaux). Na het avondeten gaan wij een wandeling maken in de omliggende bossen.

Dinsdag 12 augustus 1941 – Het werk vindt nu weer voortgang en het is prachtig weer. Opeens, juist met het ontbijt, is er luchtalarm. Alles spoedt zich naar de schuilplaats. Het blijkt gelukkig loos alarm. Na een goed uur gaan wij weer aan het werk.

Woensdag 13 augustus 1941 – Tot 10 uur gewerkt aan het Arsenal, daarna voor een paar dagen naar Kriegshaven. Het blijkt me al spoedig, dat hier langer werk is als twee dagen. De barak die al eens op een verkeerde plaats gezet is, moet nu wederom verplaatst worden. Van de duikbootdokken is er nog geen klaar, hoewel het werk nu reeds meer als een half jaar aan de gang is. Er is een nieuwe kamergenoot bijgekomen, een Duitser, geen aanwinst voor onze kamer. Deze heer is niet veel meer als een beest; aan zijn uitlatingen merken wij spoedig dat hij met de Richtmeister en de ingenieur Sjapke ruzie heeft gehad. Hij wil weg, geen wonder. Wij hopen maar dat hij spoedig ophoepelt.

Donderdag 14 augustus 1941 – Kennisgemaakt met Spaanse geïnterneerden. Dit zijn mensen die Spanje uitgevlucht zijn na de burgeroorlog. Ze hebben voor de Russen in Spanje gevochten en zijn door de toenmalig Franse autoriteiten geïnterneerd. Nu zijn ze in handen gevallen der Duitsers, die hun geplaatst hebben bij de betonijzervlechter, waar ze hoofdzakelijk sjouwwerk verrichten. Met een van hen heb ik gesproken, hij kan ook Frans spreken. Hij vertelde mij dat zijn ouders in St. Brieuc woonden, maar dat hij ze sinds anderhalf jaar niet gezien heeft. Ze gaan nooit met verlof, mogen geen bezoek ontvangen en de barak waarin ze wonen is met prikkeldraadversperring omgeven, terwijl een wachtpost voortdurend hen bewaakt. Een Hollander gaf een Spanjaard een stuk brood, waar hij zeer dankbaar voor was. Het jongmens waarmee ik gesproken heb, kreeg van mij een beetje tabak waar hij erg blij mee was. De mensen moesten de gehele dag in de regen werken, zodat ze ’s avonds doornat naar hun barak gingen. Ze verdienen 200 franc in de 15 dagen, wat zo ongeveer zeveneneenhalve gulden is. Men kan het hen dan ook aanzien dat ze armoede lijden.

’s Avonds was Sjon weer teruggekomen uit het ziekenhuis te Parijs.

Vrijdag 15 augustus 1941 – Maria ten Hemelopneming is een grote feestdag in Bretagne. Vele winkels en cafés zijn gesloten. Het wordt moeilijk brood te kopen zonder ticket, ook de boter is schaars. Gewoonlijk koop ik vrijdags boter, maar nu kan ik niets krijgen, misschien morgenavond. Het schijnt dat er veel boter in beslag genomen is.

Zaterdag 16 augustus 1941 – Het werk is nu zover gevorderd, dat de Vlamingen in de kamers die wij in orde hebben gemaakt, ondergebracht kunnen worden. De barak kan nu gesloopt worden en naar boven gebracht worden. Wij moeten tot 7 uur werken, maar gaan om 4 uur op weg en lopen anderhalf uur naar ons Lager. Nadat wij gegeten hebben gaan we boter halen, wat wij met enige moeite krijgen. Gisteren was het Grande Fête de Marie, dan werken de boeren niet. Daarbij komt dat het hooitijd is en dan laten de boeren alles achterwege wat niet strikt noodzakelijk is. De klanten voor boter en eieren moeten dan maar wachten tot de drukte over is. Wel een gemoedelijke opvatting.

Zondag 17 augustus 1941 – Wederom een werkzondag. De boxen die onderhanden zijn moeten deze week gereedkomen. Alles is daarop gericht. Ook deze dag werken we tot 7 uur.

Maandag 18 augustus 1941 – Werk als voren. We hebben een plaats aangewezen gekregen om de barak te verplaatsen, maar de ingenieur Sjapke komt zeggen dat de plaats niet goed is. Hij zal wel even informeren waar de barak wel geplaatst mag worden. Wij moeten maar wachten tot hij terugkomt. De gehele dag zien wij hem niet meer.

Dinsdag 19 augustus 1941 – Een der heren der bouwleiding zegt dat de barak daar wel geplaatst mag worden. We beginnen nu met frisse zin te bouwen.

Woensdag 20 augustus 1941 – Reeds hebben wij een gedeelte opgebouwd, maar komt de Richtmeister met een paar heren van de OT-leiding; barak mag daar niet geplaatst worden omdat er een grote trap gebouwd wordt, die juist op die plaats uitkomt. Zou die eerste meneer dat niet geweten hebben? Nu gaan wij maar ander werk doen, in afwachting tot er een definitieve beslissing genomen is. Er wordt tot 9 uur gewerkt.

Donderdag 21 augustus 1941 – Wij hebben opdracht gekregen de barak te plaatsen op een andere plaats, ongeveer 10 meter zijdelings. Afbreken hetgeen opgebouwd is en verplaatsen is met een paar uur gebeurd. Maar o wee, daar komt wederom een andere heer van de bouwleiding ons vragen wat wij maken. Ik vertel hem dat, maar nu zegt hij dat deze plaats niet geschikt is, omdat de loopbaan daardoor gaat. De plaats waar de barak eerst stond was een goede plaats. Van een grote trap is hem niets bekend. Daar stonden wij weer. Na enige tijd komt de Richtmeister en ik vertel hem hetgeen er nu weer gezegd is door de bouwleiding. Weer een andere plaats opgezocht, die nu definitief is?

Vrijdag 22 augustus 1941 – Kunnen geen hulp krijgen van Vlamingen, omdat alles morgen gereed moet zijn wat het dok betreft. Sukkelen maar voort.

Zaterdag 23 augustus 1941 – Werk als voren, tot 6 uur gewerkt. De anderen zijn om 4 uur vertrokken, ons niet gewaarschuwd. Premie van 500 franc plus vrije zondag.

Zondag 24 augustus 1941 – In Guilers naar de Mis geweest. Sjonny is meegegaan. Elf uur autocar naar Brest besteld. Niet gekomen, toen maar met vrachtauto mee. In Brest trui gekocht en handschoenen voor moeder, echt Bretons kantwerk (ouvriere main). Nog even naar het dorp waar vandaag slag is geleverd tussen dorpelingen en Vlamingen die bij ons werken. De Fransen hebben hun gescholden voor mal boche, hetgeen zoveel betekent als slechte Duitser.

Maandag 25 augustus 1941 – Na twee maanden weer eens pijn in de ingewanden. Hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door het geconserveerde brood dat gisteren in de kantine verstrekt werd. Dit brood is ingemaakt in blik, ter grootte van 25cm hoogte bij een diameter van 15cm. Het smaakt ook niet lekker. De gehele dag niet gegeten.

Dinsdag 26 augustus 1941 – Ben niet naar het werk gegaan. Gedurende de nacht hevige krampen. Tot 12 uur op bed gelegen. Daarna heb ik wat goed versteld, een paar handschoenen gewassen enz. enz. Te 5 uur een wandelingetje gemaakt. H. Seelman is teruggekomen na 4 weken verlof. Hij brengt brieven mee van huis. Riekie dood. Corry en Joop de Rijk vragen toestemming.

Woensdag 27 augustus 1941 – Niettegenstaande ik nog voortdurende kramp heb, ben ik toch naar het werk gegaan. De barak is zo goed als gereed. Begonnen met het verplaatsen van de kleine barakken.

Donderdag 28 augustus 1941 – Drie man van het Arsenal komen helpen aan de barakken. Na de middag naar onder; aan de dokdeuren moet het een en ander gedaan worden; zij laten veel water door. De eiken sluit- en sleepstukken moeten zuiver recht en glad gemaakt worden, waardoor beter afsluiten verwacht wordt.

Vrijdag 29 augustus 1941 – Een der deuren is gereed, maar aangezien het dok niet leeggepompt kan worden, moet gewacht worden tot de avond. Er wordt tot 10 uur gewacht zonder resultaat. Wij gaan naar huis en kunnen geen warm eten meer krijgen. Gelukkig hebben wij op het werk in de kantine nog eerst wat gegeten. Aardappelen met een klein gebakken visje. Smaakte goed maar het was wel wat droog.

Zaterdag 30 augustus 1941 – Nadat de eerste deur uit het dok is gehaald en de tweede erin, kunnen wij te ongeveer 11 uur aanvangen. De gehele dag en nacht doorgewerkt tot zondag 10 uur. Daarna naar boven om de barakken verder af te maken. In een der barakken heb ik spoedig een kachel geplaatst, deze aangesloten teneinde onze kleren wat te drogen die vrij nat geworden waren in de nacht, daar het ook niet geheel droog geworden was.

Zondag 31 augustus 1941 – Tot 4 uur aan de barakken gewerkt, tot grote spijt van Paul, een Duitser, die zo’n beetje als voorman fungeert en de gehele dag maar aan het drijven is om nog veel werk gedaan te krijgen. Aangezien er bij de jongens  niet veel animo was om nog te werken, gaf dit nogal eens aanleiding tot wrijving, wat dikwijls vermakelijk was. Omdat er geen autobus beschikbaar was, zijn wij naar huis gelopen, wat niet meevalt als men 36 uur op de been is. Onder het zingen van opgewekte wijsjes trokken wij de weg over en kwam om half zes aan onze barak. Ik had een geweldige baard en wij waren allen erg vuil, van het zeewater en de slib die meegevoerd was. Nadat wij ons grondig gereinigd hebben gaan wij eten. Hierbij hadden we het genoegen een der jongens L. de R. terug te zien. Hij was 4 weken weggebleven. Maar was toch maar weer teruggekomen. Het is in Holland niet erg best gesteld