De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Cornelis Wilhelm Hogenhout
125 jaar geleden geboren 

Cornelis Wilhelm Hogenhout is op 11 december 1888 te Nieuwer-Amstel geboren als zoon van de bestekzoeker Dirk Paulus Franciscus Hogenhout (1856-1928) en Anna Maria Arends (1851-1919). Op 25 april 1918 trouwt hij met Alida Helena Catharina Sallé met wie hij 6 kinderen krijgt. Cor Hogenhout werkt aanvankelijk als timmerman in de bouw. Op latere leeftijd wordt hij zelfstandig aannemer. Hij overlijdt in het verzorgingstehuis Sint Jacob te Amsterdam op 9 juli 1976, 87 jaar oud.

Cor W. Hogenhout

Cornelis Wilhelm Hogenhout (1888-1976)

Cor Hogenhout is de jongste zoon in een gezin van acht kinderen en groeit op in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt, niet al te ver van de houthaven en de houthandel Ambagstheer & Van der Meulen, waar zijn vader bestekzoeker is. Rondom de afkomst van vader Dirk heerst een niet opgehelderd mysterie. Hij is één van de drie kinderen van kleerbleekster Anna Lucia Steen, die bij haar huwelijk met Cornelis Hogenhout in 1872 worden erkend. Onhelder is of Cornelis Hogenhout ook de echte vader is. Het gezin van Dirk Hogenhout is een degelijk rooms gezin. Met enig gevoel voor grootspraak wil zoon Cor later wel eens opmerken, dat hij als schooljongen ‘voor het geloof heeft moeten strijden’ tegen niet-katholieke jongens uit de buurt die hem en zijn katholieke vriendjes op straat uitdagen. Zelf heeft hij zijn leven als bewust katholiek geleefd. Kerkbezoek is op zondag een vast onderdeel van de dag, zelfs als hij in de bezettingsjaren in het Franse Brest werkt.. Als kaderlid van de katholieke bouwvakarbeidersbond St. Joseph stelt hij zich strijdbaar op tegenover de socialistische vakbeweging.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakt hij deel uit van een hecht vriendenclubje, dat op de zaterdagen in het centrum van de stad, Thorbeckeplein en omgeving, uitgaat. "Dan zal er wel eens een kusje verkeerd gevallen zijn", merkte de pastoor van de Utrechtse St. Dominicusparochie op, toen Cornelis daarover vertelde op verjaarsvisite bij zijn dochter Marie. Het clubje valt echter geleidelijk aan uiteen, doordat er steeds meer gaan trouwen. Dan is ‘het vrije leven’ voorbij. Dat geldt ook voor Cornelis nadat een zuster van hem, Betje Hogenhout, hem voorstelt aan Alida Sallé. Betje werkt in het familiepension Bruijn in de P.C. Hooftstraat waar Alida, het hoofd van de keuken is. Alida heeft een armoedige jeugd gekend met een drinkende vader. Zo'n echtgenoot wenst ze zich niet. Nadat haar vader, de pakhuisknecht Frans Sallé, die ook petroleum langs de deuren gaat, in 1905 overlijdt als zij 16 jaar oud is, moet ze in een dienstje. Eerst van 1905-1913 in Hilversum, daarna bij de familie De Lange in Antwerpen tot de Eerste Wereldoorlog uitbreekt. Na het huwelijk in april 1918 gaat het jonge koppel wonen in de Wilhelminastraat, niet ver van de Overtoom. Daar wordt op 6 maart 1919 dochter Maria Elisabeth geboren. Ook dochter Cornelia Margaretha Maria wordt daar op 3 februari 1922 geborden. Kort erna, in september 1922,  verhuist het gezin naar Willem Passtoorsstraat 45 in de Nieuwe Pijp. In die buurt is op het grondgebied van de voormalige zelfstandige gemeente Nieuwer-Amstel een moderne wijk van goede arbeiderswoningen gebouwd, onder meer door de katholieke woningbouwvereniging Dr. Schaepman. Willem Passtoors en Herman Schaepman zijn grondleggers van de katholieke arbeidersbeweging. De verhuizing moet Cor Hogenhout als katholiek vakbondsman in hart en nieren wel een bijzonder gevoel hebben gegeven. Aanvankelijk woont schoonmoeder Maria Jacoba Johanna Sallé-Neijenhuis bij hen in. Als zoon Theo (Theodorus Paulus Franciscus Maria) zich op 13 mei 1923 aankondigt wordt het huis daarvoor te klein en verhuist zij in februari 1924 naar St. Jacob op de Plantage Middenlaan, tegenover Artis. Na Theo worden In de Willem Passtoorsstraat Sepha (Josepha Catharina Maria, 3 mei 1925), Cisca (Francisca Alida Maria, 29 mei 1926) en Joseph (Josephus Cornelis Maria, 13 oktober 1927) geboren. 

Alida Hogenhout-Sallé

Alida Helena Catherina Hogenhout-Sallé (1889-1975)

Door het huwelijk met Alida is het stappen op de zaterdagavonden voor Cor Hogenhout voorbij. Een eerzame roomse huisvader is bij zijn gezin. Er is kort na de Eerste Wereldoorlog even sprake van werken in Suriname. Het blijft bij een voornemen. Maar doordeweeks reizen zijn gedachten geprikkeld door de lezingen en cursussen die hij binnen de katholieke arbeidersbeweging in de avonduren volgt, naar verre horizonten. Ook heeft hij een abonnement op de Volkskrant, de krant die in 1921 door het Rooms-Katholiek Werklieden Verbond is opgericht. De moderne inzichten die hij zo opdoet worden voor zover de situatie dat toestaat ook in de praktijk gebracht.

De jaren direct na de Eerste Wereldoorlog zijn goede jaren voor de bouw. Er wordt volop gebouwd in Amsterdam, zoals onder meer de wijk waar Cor Hogenhout later zelf komt te wonen. Een bijzonder project is in 1919 de Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) aan de Papaverweg in Amsterdam-Noord. Cor werkt er ook. Kort voor de oplevering is er heibel over de werkdruk en de lage beloning. Door in staking te gaan weten de timmerlieden verbetering van het loon af te dwingen, tot grote woede van de organisator, Albert Plesman, de latere oprichter van de KLM,.Op het terrein van de ELTA komt later de Fokker-fabriek, die in de oorlogsjaren regelmatig doelwit is van geallieerde bombardementen. Eén ervan mist de fabriek maar raakt de St. Ritakerk, recht tegenover het Kraaienplein, waar Cor Hogenhout dan met zijn gezin woont. 

In de jaren twintig werkt Cor Hogenhout bij een firma waar het lang goed gaat. Hij heeft toen bijvoorbeeld voor Alida een elektrisch strijkijzer gekocht en een stofzuiger. Maar die zijn geen lang leven beschoren. Alida heeft het al snel gezien als er weer eens iets hapert. Dan gaat ze weer op de oude manier werken. De grammofoon die voor het gezin wordt aangeschaft mag langer blijven. Als de zaak failliet gaat en Cor zijn werk kwijt raakt is de grammofoon een van de eerste dingen die worden verkocht. De stofzuiger komt pas begin jaren vijftig terug als Alida voor enige tijd in het ziekenhuis ligt en de nog thuiswonende, maar buitenshuis werkende dochters Corrie, Sepha en Cisca het huishouden gaan doen. Alida kan er maar moeilijk aan wennen.
De inzichten met betrekking tot de emancipatie van de arbeiders, die Cor in de vakbeweging opdoet, beperken zich overigens niet tot materiële aangelegenheden. De oudste dochter, Marie, gaat na de lagere school naar de MULO en niet naar de huishoudschool, zoals dat voor de meeste arbeiderskinderen in die tijd toch gebruikelijk is.

Het gezin-Hogenhout

De kinderen Hogenhout, van links naar rechts: Joseph, Cisca, Sepha, Theo, Corrie, Marie (Willem Passtoorsstraat, circa 1930)

De crisis van de jaren dertig maakt in 1934 een eind aan het gezinsleven in de Willem Passtoorsstraat. De bouw heeft niet veel te bieden en koortsachtig wordt er nagedacht over andere vormen van inkomen. Cor Hogenhout raakt in gesprek met een vrouw, van wie de familie huizen heeft in IJmuiden. Een winkelpand met een grote schuur erachter komt vrij. De gedachte komt op dat Alida daar een kruidenierswinkel moet gaan beginnen en dat hij de schuur als een timmerwerkplaats zou kunnen gebruiken. Cor en Alida verhuizen met het gezin naar IJmuiden, naar Willemsbeekweg 38. Het avontuur is van korte duur. De winkel loopt niet en de markt voor timmerwerk is ook in IJmuiden beroerd. Als er een woning beschikbaar blijkt op de Meeuwenlaan, pakken ze de huisraad op en verhuizen ze naar Amsterdam-Noord. Daar begint Cor voor zichzelf. Hij gaat winkels langs en biedt zich aan om klusjes te doen. Banketbakker Lieuwma is een van zijn eerste opdrachtgevers. Later koopt hij een fiets, waardoor hij in een wat wijdere omgeving op karwei kan.

In januari 1940, enkele maanden voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, verhuist het gezin van Cor Hogenhout naar Kraaienplein 20-boven, uitkijkend op het Noordhollandskanaal en de St. Ritakerk..Daar krijgt hij een oproep van de Arbeidsbeurs om in Frankrijk, in Brest, te gaan werken. Het is niet voor het eerst dat hij in Frankrijk gaat werken. Hij doet dat al eerder, in Rouen, waar hij wat woorden Frans heeft opgepikt die hem nu goed van pas komen. In maart 1941 vertrekt hij met de trein naar Brest, waar hij in de marinehaven komt te werken voor Dortmunder Union Brückenbau AG. Hij blijft daar tot in oktober, dan mag hij op verlof naar huis, om zijn 25-jarig huwelijksfeest te vieren. Het is de bedoeling dat hij weer terug gaat, maar kennelijk wordt hij daar te oud, hij is dan 53 jaar, voor gevonden. Van zijn wederwaardigheden heeft een dagboek bijgehouden. Een kenmerkende passage daaruit:

  

Zondag 27 april 1941 – Staan gereed om naar het werk te gaan. Collega’s komen vertellen dat zij niet gaan omdat het regent. Mijn protest helpt niet, aangezien ik echter niet alleen kan werken, ben ik genoodzaakt ook thuis te blijven. Om 8 uur naar de kerk geweest. Kerk was evenals met Pasen stampvol. Te half tien was ik thuis, toen sein gegeven werd dat alle bewoners van het kamp moesten aantreden. Dat geschiedt op de weg. Anderhalf uur staan wij te wachten, niemand weet wat er gaat gebeuren. Eindelijk worden enige onbeduidende mededelingen betreffende het bewonen van de barakken gedaan. Daarna worden we firma-gewijs opgedeeld, wij moeten om half vier weer aantreden. Naar de post geïnformeerd, geen brief voor mij. Gasmaskers worden verstrekt. Aangezien onze firma over een paar dagen naar een ander Lager gaat, krijgen wij geen masker. ’s Avonds vechtpartijen tussen N. en B. zelfs militairen onderling. Eén wil zelfmoord plegen, waarop een ander hem met bajonet bewerkt. Nieuwe Lagerfuhrer heeft heel wat op te knappen, wat vorige door wangedrag verknoeid heeft. Nog geen waswater. Toestand is slecht, zodat N. een uitgesproken vriend van alles wat Duits is dit ook beaamt, tot teleurstelling van een geestverwant uit W. die door dik en dun gaat.

  

Wiegje voor één van de kinderen van Cor Hogenhout

Eén van de wiegjes van Cor Hogenhout met houtsnijwerk van Henry van Haaren (foto 1952/1953)

Na de Bevrijding gaat Cor Hogenhout weer als kleine zelfstandige aan het werk. Hij heeft een werkplaats op Nieuwezijds Armsteeg 2, die hij deelt met de houtbewerkers Henri van Haaren en zijn zwager Piet Kusters. Tal van zijn werkstukken worden door hen met houtsnijwerk afgewerkt. Zoals onder meer de wiegjes, die Cor voor zijn kinderen heeft gemaakt als in hun gezin het eerste kind zich aankondigt. Erg goed in maken van een prijs is hij overigens niet. Eén van dochters, die hem in die tijd helpt met het verzenden van de facturen, zegt hem verbaasd: maar vader, hier kunt u toch niet voor werken? Cor maakt zich echter meer zorgen over de inkomsten van zijn opdrachtgevers, niet zelden weduwes, dan over zijn eigen inkomen. Medo door het kostgeld dat de thuiswonende kinderen betalen weten Cor en Alida het hoofd aardig boven water te houden.

Als Cor in 1953 65 jaar wordt is er nog geen AOW, er is slechts de noodvoorziening-Drees. De AOW komt in 1956. Dat is ongeveer ook het moment waarop Cor ophoudt met werken. Hij ruilt dan de woning aan het Kraaienplein met zijn jongste zoon Joseph, voor zijn het huis in de Wolter Brandligtstraat, in de nieuwbouwwijk – tuinstad – Slotermeer, dat dan voor zijn gezin te klein is geworden.. Met Alida blijft hij daar wonen tot maart 1971. Dan verhuizen ze naar het bejaardentehuis St. Jacob aan de Plantage Middenlaan, tegenover Artis. Vijftig jaar eerder zijn zij daar regelmatig op bezoek geweest bij ‘opoe Sallé’.

Cor Hogenhout overlijdt op 9 juli 1976. Alida Sallé is hem nog geen jaar eerder, op 30 augustus 1975, voorgegaan.

__________

Gepubliceerd op 11 december 2013