De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Cor Hogenhout

Brest-dagboek, april 1941

Dinsdag 1 april 1941 - Bericht Arbeidsbureau vertrek naar West-Frankrijk  

Donderdag 3 april 1941 - Om 5 uur opgestaan en reisvaardig gemaakt. Bij afscheid Theo niet gezien. Op straat dacht ik er nog aan. Alles goed – Joseph een beetje zenuwachtig. Marietje, Corrie en Joop de Rijk brengen mij naar de trein, 3de klas wachtkamer komt alles wat naar Frankrijk gaat bijeen. Reisbiljetten van Lissone[1] tot Parijs. Om 8.20 uur vertrekt de trein, we hebben goede coupés. Reisgezelschap bestaat uit allerhande vaklui en uit diverse plaatsen afkomstig. In mijn coupé zes mensen uit de Zaanstreek.

Om 10.50 uur passeren we Rotterdam, een goed overzicht over de verwoesting; hier komen enige Amersfoorters in de trein. Deze mensen zijn daags te voren uit Amersfoort vertrokken.  Roosendaal geen visitatie of passencontrole. Reizigers uit Brabant, Limburg en Zeeland komen erbij. Hier kan geld gewisseld worden, maar ik heb daar geen gebruik van gemaakt. Antwerpen passeren we en ook hier kunnen we de gevolgen der oorlogshandelingen waarnemen.

Plusminus 1 uur aankomst te Brussel, hier krijgen we een voorproefje van de oorlogssoep, door leden van de N.S.W. wordt deze afgegeven uit ketels die in een der wachtkamers geplaatst zijn. De soep is heel goed.

Om 3.30 uur vertrek uit Brussel, de trein gaat heel langzaam vooruit, voorzichtig moet er gereden worden, doordat de spoorlijnen en bruggen tijdens de oorlog zwaar geleden hebben en die nog niet hersteld zijn. Veel hulpbruggen. Een en ander heeft tot gevolg dat we laat in Parijs aankomen. Ongeveer 10.30 uur. In België en Frankrijk stonden bij de stopplaatsen voortdurend kinderen langs de trein die om brood vroegen, hetgeen zij zeker meer gedaan hebben, daar zij het woord brood voortdurend riepen. In Brussel hing een suggestieve propagandaplaat, waarop Engeland werd voorgesteld als de plutocraat, die de bezette gebieden uitbreidde, hetgeen uitgedrukt werd door het woord J’accuse. Bij de visitatie der douane werden nog enige pakjes sigaretten in beslag genomen. Franse douane was streng, hoewel niet alle passagiers gevisiteerd werden, maar steekproeven werden genomen. Medegedeeld wordt dat wij in Parijs zullen slapen. In een restaurant wordt ons een kennelijk goed souper verstrekt. Menu: soep, aardappelen, worteltjes met erwten. Rode wijn en koffie. Hierna werd het hele gezelschap in grote bussen naar de hotels vervoerd, een gedeelte slaapt in een leegstaande kazerne. Een minder prettig avontuur beleefden wij met onze bus, de chauffeur bleek de weg bijster geraakt te zijn. Wij komen eindelijk door bemiddeling der politie in het hotel. 

De dame die ons ontving scheen onvoorbereid te zijn, want zij was nogal zenuwachtig, hetgeen best te begrijpen is, zo plotseling 2 politieagenten met 14 personen in de nacht te moeten ontvangen. Twee Duitse leiders waren er ook bij. Niettegenstaande werden wij goed gehuisvest. Ik had een mooie kamer apart, mooie wasgelegenheid, warm en koud water en een goed bed. (Hotel Fleurus, Rue de Fleurus 8).[2]

Vrijdag 4 april 1941 - Om vijf uur in de morgen werden wij gewekt, zonder iets te eten of te drinken de straat op, zwaar gepakt en gezakt. Na ongeveer tien minutenlopen bereiken wij het station Mont-Parnasse. Hier heerste een geweldige drukte van Duitse militairen, die allen in de treinen moesten worden geladen, passagiers en wij met 150 man. Wij vertrokken naar Brest. Opmerkelijk was dat wij gedurende de reis voortdurend geleide hadden van Franse politie, men was zeer bezorgd voor ons blijkbaar. 

In de trein ontmoette ik weer mijn Zaanse kennissen, terwijl ik des middags van de vorige dag met mensen gereisd had uit Eindhoven. Te 8.30 uur vertrek uit Parijs, waarbij wij de gelegenheid hadden te genieten van het mooie panorama van Parijs. 12.30 uur Chartres, mooie oude gebouwen, omgeving is een prachtig landschap, glooiend terrein met op de achtergrond hoge bergen, waarop men de silhouet onderscheidde van de ploegende landman. Typische oude boerderijen, kloosters en kerken, waarvan de kloosters zeer oud schenen te zijn en uitgebreide gebouwen. 1.15 uur Laval. Hier hadden we een incident; een van de tochtgenoten had aan de noodrem getrokken, maar aangezien de remmen niet verzegeld waren, kon men de schuldige niet ontdekken. De commandant der begeleidende politie maakte zich erg boos, maar toch konden we vertrekken. Via Rennes en Saint-Brieuc bereikten we te 7.30 uur de grote oorlogshaven Brest. Onmiddellijk stapten wij in gereedstaande autobussen, door Duitse militairen gereden, waarmede wij ongeveer 8 uur in La Roche arriveerden. Hier lag het Lager Rosa-Maria, goed in de bossen op de berghelling verscholen; een natuurlijke camouflage. In dit Lager waren reeds 400 man aanwezig. Wij werden in barakken ondergebracht, waarbij 12 man op een kamer (Stube). We kregen gelegenheid nog iets te eten, wat niet bepaald lekker was, koude rijst met een soort soep, waarvan aardappelen en zuurkool en nat de hoofdbestanddelen vormden. De combinatie bleek niet overeen te stemmen met het verlangen van mijn maag, die heftig protesteerde door het terug te geven. Hierbij kwam mijn voorraad brood goed van pas, om de leegte wederom aan te vullen. Mijn voorraad was wel enigszins geslonken, daar enkele van mijn medereizigers niet voldoende eten bij zich hadden, terwijl gedurende de reis geen eten verstrekt was. Die mensen hadden het wel wat slechter als ik, want het laatste eten wat zij gehad hadden was het souper van de vorige avond in Parijs.

Na het eten gingen wij nog even het dorp in, waarbij het opviel, dat bijna in ieders huis cognac te verkrijgen was tegen de prijs van 1 franc of 2 franc per glas, wat heel goedkoop is, daar de franc slechts 4 cent gold. De slaapgelegenheid bestaat uit kribben waarin 2 plaatsen boven elkander, terwijl ieder man een kast heeft voor kleren en andere artikelen. Deze kast kan afgesloten worden. Gedurende de nacht werden we enige malen gewekt door een hevig afweervuur, hoogstwaarschijnlijk omdat er hoog bezoek was.

Zaterdag 5 april 1941 - Brief naar huis. Heden zaterdag konden wij uitrusten van de vermoeienissen der reis, waarbij vele der kampgenoten kans zagen zoveel cognac te verorberen dat zij met grote moeite hun slaapplaatsen terug konden vinden. Gevolg is geweest een uitgaansverbod voor allen. Een der kamergenoten, een oud-koloniaal, was zo onder de indruk gekomen der genoegens, dat hij gedurende de nacht een doorlopende aanval van delirium had. Met de onder-Lagerführer heb ik ook kennisgemaakt, een echte druktemaker, geweldige schreeuwer, maar een goede kerel.

Zondag 6 april 1941 - Verbod van uitgaan niet van toepassing op kerkgangers. Gevolg vele kerkgangers die anders nooit naar de kerk gaan. Met gevolg enige dronken mannen.

Maandag 7 april 1941 - Eerste werkdag. Ongeveer 500 man zouden in autobussen naar Brest vertrekken. Aangezien niet voldoende bussen beschikbaar zijn moesten wij met ongeveer 250 man in het kamp blijven en hebben de zaak wat opgeruimd.

Dinsdag 8 april 1941 - Om 5 uur iedereen gewekt, te half zeven allen aangetreden op de grote weg naar Brest. Nu zijn er bussen genoeg zodat wij allen aan het werk kunnen. Wij zijn ingedeeld bij de firma Bergcamp, een ander gedeelte werkt bij de firma Scheren. Er zijn twee Hollandse uitvoerders, poelieren, waarvan de ene hoofduitvoerder is. Het werkterrein is gelegen op de marinewerf van Brest. Er werken ongeveer 2000 man, vele Duitsers (arbeidsdienst), RAF., verder Hollanders, Fransen en Belgen. Wij zijn werkzaam aan een grote hulpspoorbaan voor munitietransport enz. Deze baan strekt zich uit over het gehele terrein in 5 km. Des middags krijgen wij in een kantine soep, die goed smaakt. Gedurende de dag eten wij zo nu en dan een stuk brood, dat van huis wordt meegenomen. Des avonds half acht is het werk beëindigd, waarna wij weer in de gereedstaande bussen naar het Lager teruggebracht worden. Ongeveer half negen of negen uur komen wij in het Lager aan, waarna onmiddellijk het avondeten verstrekt wordt. Dit eten bestaat in hoofdzaak uit soep, soms aardappelen met diverse groenten met een enkel stukje vlees. Daarna wordt koffie en brood verstrekt voor de volgende dag, waarbij een stukje worst of smeerkaas en boter (margarine).

Woensdag 9 april 1941 - Werk als gisteren, bij einde werk Tommy.

Donderdag 10 april 1941 – ’s Nachts Tommy, laat opgestaan, geweldige herrie met surveillance. Dekens van bed laatopstaanders (straf).

Vrijdag 11 april 1941 - Werk als voren. Tweehonderd franc zakgeld.

Zaterdag 12 april 1941   - Werk tot 2.30 uur. Paaszaterdag. Gebruikt bij Fr.Pr. (soep)

Zondag 13 april 1941 - Pasen. Des morgens 8 uur mis, daarna ontbijt, gebak van kantine met gekookte eieren. Daarna grote wandeling naar Pont-Christ, een naburig dorpje, met mooie kleine kerk. Des middags wandeling naar Landerneau, mooi oud plaatsje, veel verwaarloosde huizen (typisch beeld), kroegen gevuld met buitenlanders, allen werkzaam bij Todt[3]. Brief naar huis.

Maandag 14 april 1941  - Tweede Paasdag, gewone werkdag, werk als gewoon, met Belgische monteur, man ziekelijk, wil zich laten afkeuren, laag loon.

Dinsdag 15 april 1941 - Werk als gewoon.

Woensdag 16 april 1941 – Werk als gewoon.

Donderdag 17 april 1941 - Werk als gewoon.

Vrijdag 18 april 1941 – Werk als gewoon, eerste afrekening. Fl. 72, = naar huis, zelf 2x 200 franc ontvangen. Schoenen gekocht van J. Koopman, 200 franc.

Zaterdag 19 april 1941 – Werk tot 3 uur. Soep na 3-en.

Zondag 20 april 1941 – Werkdag. Om 1 uur hoor ik dat nieuwe firma mensen haalt, maar mijn naam is doorgehaald. Met wat geloop komt het uit dat dit op een misverstand berust. Ga direct naar Brest, goede ontvangst, groot vat bier en wij moeten meedoen en een flink glas bier drinken. Bier was speciaal uit Dortmund overgestuurd. Gevolg dat wij met grote moeite de laatste trein naar La Roche konden halen. Brief naar huis.

Maandag 21 april 1941 – Gelukkig heel ander werk. Bij bruggenbouw moeten woonketen enz. gebouwd worden. Dortmunder Union Brückenbau AG is nu mijn patroon.

Dinsdag 22 april 1941 – Heden restant loon ontvangen van Bergcamp, 1007 franc. Bij wandeling door Brest vele verwoeste huizen gezien, gevolg van Engelse bomaanvallen. Wederom viel het mij op, dat vele vrouwen in rouw gingen. In de kledingmagazijnen zijn de prijzen zodanig dat het gelijk staat met Nederland. Bekend wordt dat wie naar huis wil, kan gaan. Reiskosten moeten zelf betaald worden.

Woensdag 23 april 1941 – Met drie timmerlieden en 7 Franse arbeiders naar de marinewerf om hout af te korten en een magazijn voor ijzerwerk te plaatsen. Onder de Fransen zijn meerdere intellectuele arbeiders, onder andere een accountant, oud-employé van een Engelse bank in Parijs. Hij heeft nogal een veel bewogen leven gehad, is onder andere ook zes jaar als vrijwilliger in het Légion Étranger geweest (Maroc-Algérie)[4]. Is controleur-pilot geweest bij de Air-Armée[5]. Typisch bijkomstigheidje is dat hij ook werkzaam is geweest bij de 3de A2 de Petrole Jupiter in Petit-Couronne. Een andere is een klein Jodentype (arisch), deze mag vier dagen niets eten wegens malade (griep). Een boterham met een ei weigerde hij absoluut. Het zijn wel arme mensen, maar geen vervallen types, zoals die nogal veel voorkomen. Met grote moeite heb ik nog een broodje van anderhalf franc kunnen krijgen zonder bon. Dat was mij niet gelukt wanneer een Duitse soldaat geen goed woordje had gedaan bij de kasteleines-broodverkoopster.

Donderdag 24 april 1941 – Gehele dag doorgebracht met hout uitzoeken. Werk met 1 man van mijn leeftijd en 2 jongens. Oudste is zoon van een timmerman waarmede ik vroeger eens heb gewerkt. Heb van hem nog de herinnering dat hij mij een boekje gaf over geloof en wetenschap, waarin het bekende variétépaard Der kluge Hans optrad als bewijs dat de mens en het dier beide met verstand begaafd zouden zijn, waaruit dan weer de conclusie volgt, dat de mens van het dier zou afstammen. De zoon denkt ook zo.

Vrijdag 25 april 1941 – Begonnen met de bouw van een schaftlokaal met magazijn voor de ijzerwerkers die aan een brug moeten werken op het terrein der marinewerf. Dezelfde mensen. Een Fransman, nogal intelligent, helpt zeer goed bij het timmeren. Opmerkelijk is de armoedige kleding der mensen. Bij de soep nam een der Fransen een slak waarvan hij een gedeelte afkneep. Die at hij schijnbaar met veel smaak op.

Zaterdag 26 april 1941 – Zaterdag werkten we tot 3 uur. Halen geen soep om de bus niet te missen. Geen geld ontvangen.

Zondag 27 april 1941 – Staan gereed om naar het werk te gaan. Collega’s komen vertellen dat zij niet gaan omdat het regent. Mijn protest helpt niet, aangezien ik echter niet alleen kan werken, ben ik genoodzaakt ook thuis te blijven. Om 8 uur naar de kerk geweest. Kerk was evenals met Pasen stampvol. Te half tien was ik thuis, toen sein gegeven werd dat alle bewoners van het kamp moesten aantreden. Dat geschiedt op de weg. Anderhalf uur staan wij te wachten, niemand weet wat er gaat gebeuren. Eindelijk worden enige onbeduidende mededelingen betreffende het bewonen van de barakken gedaan. Daarna worden we firma-gewijs opgedeeld, wij moeten om half vier weer aantreden. Naar de post geïnformeerd, geen brief voor mij. Gasmaskers worden verstrekt. Aangezien onze firma over een paar dagen naar een ander Lager gaat, krijgen wij geen masker. ’s Avonds vechtpartijen tussen N. en B. zelfs militairen onderling. Eén wil zelfmoord plegen, waarop een ander hem met bajonet bewerkt. Nieuwe Lagerfuhrer heeft heel wat op te knappen, wat vorige door wangedrag verknoeid heeft. Nog geen waswater. Toestand is slecht, zodat N. een uitgesproken vriend van alles wat Duits is dit ook beaamt, tot teleurstelling van een geestverwant uit W. die door dik en dun gaat.

Maandag 28 april 1941 – Werk als zaterdag. We gaan met de trein, andere ploeg met de bus, vanwege het laatkomen. Half elf twee Duitse voormannen dronken op het werk, vallen in het front van werk op stapelhout in slaap tot ongeveer drie uur. Geld ontvangen, 200 franc. Wasgoed weggebracht, brief van Joop de Rijk. Ausweis van firma DUBB, nr 58.

Dinsdag 29 april 1941 – Werk als tevoren. Mooi weer. Laten mijn springen zonder waarschuwing. Opvallend veel mensen uit Brest evacueren, drukte aan het station des morgens. Belgen in de trein klagen ook al over onrechtvaardige behandeling inzake verlof. Veel vloeken, iets dat werkelijk internationaal schijnt te zijn; met de schunnige en liederlijke taal is dit wel de grootste beproeving. Mensen die uit een fatsoenlijk milieu komen schijnen dikwijls te menen dat zij in den vreemde de beest uit mogen hangen. Een vreemd verschijnsel waarop mijns inziens maar één reactie is, veel bidden, anders slaat de balans geheel over naar het kwaad.

Woensdag 30 april 1941 – Werk als voren. Mooi weer, ondanks de regen in de morgen. Trein een uur later in La Roche. Brief van huis. Nog geen geld, wel 2x fl. 18, = voorschot. Schoenen laten repareren, 3,50 mark, alleen zolen met ijzerbeslag, een ander moest voor zolen en hakken ook 3,50 mark betalen. Bewijs dat men er maar wat van maakt. Na het eten marmelade van kersen, ongeveer 1 pond de persoon. Bezoek Lagerfuhrer, propaganda.

Kampinrichting: Lagerfuhrer, onder dito, barakführer, kampcommandant. Menu: aardappelen zeer weinig, veel zuurkool, macaroni-erwtensoep, alles is echter soep, vlees is goed, echter droog. Brood, Duitse kuch, boter, reuzel, smeerbare worst (leverworst, harde worst), gewone franse kaas.