De kleine wereld van
Jeroen Sprenger
Wouter Bos op campagne in Amsterdam Zuidoost, met Lodewijk Asscher en Ahmed Aboutaleb Wouter Bos op campagne in Amsterdam Zuidoost, met Lodewijk Asscher en Ahmed Aboutaleb - najaar 2006

Beste Wouter

1.    Met enige schroom en terughoudendheid wil ik enkele waarnemingen en losse gedachten aan je voorleggen. Je wordt wel vaker lastig gevallen met ongevraagde goedbedoelde adviezen, dus ik weet niet of je erop zit te wachten. Maar desondanks voel ik de behoefte om ze aan jou bekend te maken. De gedachten zijn het resultaat van mijn ervaringen als directeur Voorlichting, voorzitter van de Stichting Herstelling en kaderlid van de PvdA in Amsterdam ZO. Je ziet: ik heb ook een meervoudige persoonlijkheid. Deze notitie is alleen voor jou. Ik heb er geen enkele behoefte aan anderen hiermee te confronteren. Ik merk op enig moment wel of je er verder met me over van gedachten te wisselen. Dan uiteraard als directeur Voorlichting.

a.    Wat de Stichting Herstelling betreft: die probeert jongeren uit Amsterdam en omgeving – vaak met een crimineel of drugsverleden – en in ieder geval met een grote afstand tot de arbeidsmarkt weer aansluiting te bieden naar een echt baantje. In zijn vorige hoedanigheid had ik daarover veelvuldig contact met Ahmed Aboutaleb. Ook Jet Bussemaker (als Kamerlid nog) en vrij recent Ella Vogelaar zijn bij de stichting op werkbezoek geweest. Tegen hen heb ik steeds gezegd: Herstelling is geen probleem, heeft geen problemen, maar is een oplossing voor problemen. Hoop dat je dit verhaal ook eerder als oplossingsgericht ervaart dan als probleembevorderend.

2.    Het gaat niet goed met de beeldvorming van het kabinet. Oppositie, media bepalen het beeld van het kabinet bij de burgers / het publiek. De daden en inzichten van het kabinet en de verschillende leden ervan zelf maken weinig indruk. De MP sluit het parlementaire jaar op zijn persconferentie af met enkele resultaten van het kabinetsbeleid, maar indruk maken ze niet.

3.    Als we proberen te kijken met de ogen van de doorsnee burger – dat is moeilijk als je zelf zo direct betrokken bent – dan moet je toch vaststellen dat er voor enige onvrede wel aanleiding is. Vorig jaar heeft het kabinet zich gemanifesteerd met een Beleidsprogramma van maar liefst 74 punten. Je kunt dat zien als een ‘sociaal contract’. De constructief ingestelde burger kan dat zien als een evenwichtig geheel, met plus- en minpuntjes, maar over het geheel genomen zou hij het welwillend hebben kunnen bezien. Even los van het feit of hij het überhaupt in zijn volledigheid zal hebben gelezen.

4.    Maar dan gaat het kabinet aan de slag. Neem me even de overdrijving hier niet kwalijk. Er gaan meer mensen naar Uruzgan, naar kapers op de kust voor Somalië sturen we een marineboot, ook naar Soedan / Darfur sturen we troepen. Het lijkt wel ‘Send the marines’, zoals Tom Lehrer zong in de jaren zestig. Wat je hiervan ook mag vinden, niemand kan zich herinneren dat dit in het Beleidsprogramma stond. Er stonden in het Beleidsprogramma ook wat rotdingen: vliegtaks, hogere dieselaccijns, verpakkingsbelasting etc. Dat is allemaal doorgegaan. Het hoort weliswaar onder het kopje Vergroening van het belastingstelsel, waar je wellicht nog voor kunt zijn, maar de individuele maatregelen zijn niet populair, vatbaar voor kritiek of ze wel aan hun doel beantwoorden, ‘ordinaire vulling van de staatskas’ etc. En dan waren er nog leuke dingen in het Beleidsprogramma, zoals gratis kinderopvang, gratis schoolboeken, een ov-chipkaart, een prachtig verbouwd rijksmuseum etc. Maar wat blijkt: dat alles komt in de vertraging, blijkt niet goed geregeld, ligt toch net even iets anders etc. Nogmaals: het gaat er niet om of deze redenering en deze voorbeelden letterlijk kloppen, voor de doorsneeburger – hoe welwillend ook in het begin – is de balans in het verhaal van het kabinet zoek. Oppositiepartijen, kritische en populistische media smullen ervan, bevestigen en versterken dit beeld.

5.    Het waarmaken van eerder gewekte verwachtingen, dat is waar het de coalitie in de komende tijd om moet gaan. Dat is belangrijker dan meer en - zo mogelijk – beter communiceren. Ik ervaar de huidige situatie als vergelijkbaar met het programma Vermindering Regeldruk van het vorige kabinet. Zolang de afschaffing van maatregelen op het terrein van één departement lag, was er geen probleem. Zo gauw er twee of meer departementen bij waren betrokken, werden er voor elke oplossing twee of meer problemen verzonnen. In 2006 heeft het kabinet er een kabinetsbreed werkbezoek aan besteed, heeft er een Catshuissessie aangewijd, er moesten speciale commissies komen om ‘the delivery’ te versnellen, er moest een geïntensiveerd communicatieplan komen, maar het uiteindelijke resultaat was bedroevend. Alles uiteindelijk gemaskeerd door de tussentijdse val van het kabinet en de daardoor vervroegde verkiezingen.

6.    “The delivery” moet meer aandacht krijgen. In het kabinet is erover gesproken. Ik verwacht dat dit aspect ook in de komende begrotingsraden direct of indirect aan de orde zal zijn. Gaat het kabinet toch enkele gewekte verwachtingen in het komende jaar waarmaken? Voorkomen moet worden dat de burger opnieuw het gevoel krijgt dat hij een kat in de zak gepresenteerd krijgt. Bij de plannenmakerij in de komende maanden moet dus goed naar de uitvoerbaarheid worden gekeken!

a.    In het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (van het SCP in opdracht van de VoRa) is voor de zoveelste maal vastgesteld dat het vertrouwen in de overheid, de politiek en de ambtenarij niet erg hoog is. Burgers hebben niet de indruk dat wij er voor hen zijn. Als wij als ambtenaren daarover praten, dan zoeken wij een verklaring in de ‘besluiteloosheid’ van de politiek, of wellicht nog minder welwillende verklaringen.

b.    Niet om me mooier voor te doen dan ik ben, maar ik probeer de collega’s toch ook te vragen de hand in eigen boezem te steken. We weten onderling eindeloos te steggelen over brieven aan de Kamer, over antwoorden op Kamervragen, om maar te zwijgen van het plaatsen van de noodzakelijke parafen. Ik geloof niet dat hier ‘politieke’ opdrachten aan ten grondslag liggen.

c.    Heel helder is dat met de voortgang van het project Vernieuwing van de Rijksdienst. Vorig jaar 15 juni moesten we allemaal plannen inleveren, 15 oktober moesten daarop aanvullingen en financiële paragrafen aan worden toegevoegd, maar dan zou 15 december worden besloten over de verdeling van de 500 mln euro die daarvoor is uitgetrokken. Wat is echter het geval? Eind mei komt er een slappe tussenrapportage en blijken we nog steeds te moeten wachten op heldere besluitvorming. Het kan er bij mij niet in, dat de minister van BZK dit wil. Het momentum is aan het wegebben. En het risico wordt steeds groter dat tegenover de vermindering van mensen geen ‘vernieuwing van de rijksdienst’ staat. Kortom dat de werkdruk binnen de rijksdienst, althans voor sommige delen ervan, alleen maar groter wordt. Meer mensen moeten minstens evenveel doen, maar de hulpmiddelen om de arbeidsproductiviteit iets te verhogen blijven achterwege.

7.    De beeldvorming van het kabinet wordt dus straks in het bijzonder bepaald door het waarmaken van de beloften. Uiteraard speelt de communicatie daar ook een rol in. Met de top van de RVD ga ik bekijken of we bij terugkeer van vakantie daarover aan jou en de MP een advies kunnen meegeven. Er liggen, schrijven de kranten, nog vele losse eindjes op verknoping te wachten. Dan is er ook nog het eventuele niet doorgaan van de btw-verhoging, terwijl gelijktijdig toch de druk wordt opgevoerd om de verlaging / afschaffing van de WW-premie te laten doorgaan. In dat geval, komt er dan weer een aanvullend bezuinigingspakket van anderhalf, twee miljard? Hoe dan ook: wil het kabinet nog een beetje de regie voeren over de communicatie over de eigen besluitvorming, dan moeten alle betrokkenen worden ingetoomd. Doen we de poging? Gaat het lukken? De prijs van het falen is hoog. In de beeldvorming wordt dan het verhaal van het afgelopen jaar voortgezet, besluiteloos, onderling sterk verdeeld etc. En mag het kabinet permanent vanuit de verdediging reageren. Het kabinet als geheel is er niet bij gebaat, maar ik geloof ook niet dat de afzonderlijke coalitiepartijen hier goed mee weg komen. Ik zie slechts een gemeenschappelijk belang.

a.    Het is soms verstandig wat verder in de toekomst te kijken. De aantrekkelijkheid van een partij als een potentiële coalitiepartner wordt mede bepaald door de mate waarin er constructief, maar ook soepel, mee samen te werken valt.

8.    Binnen het kabinet circuleert nog steeds de aanzet tot plannen voor een kabinetsbrede communicatie. Het is verstandig daar eindelijk een klap op te geven en ons daarmee de opdracht te verschaffen die tot uitvoering te brengen. Misschien kan dat in een van de komende Catshuissessies (13 augustus, geloof dat 8 september wordt afgeblazen) aan de orde komen. Probeer in ieder geval van Prinsjesdag een moment te maken waarop het kabinet zich sterk presenteert en daarmee voor enkele dagen, dus ook met de Algemene Beschouwingen, de kritiek weet te smoren.

9.    Nu heel iets anders. Via mijn vrijwilligerswerk word ik regelmatig geconfronteerd met het VMBO. Zestig procent van de jongeren tussen 12 en 16 jaar zijn leerling in dit onderwijstype. Zestig procent! Terwijl geen enkele ouder zijn kind daarheen wil sturen (zie de vele processen om een ander CITO-advies te krijgen) en geen enkele leerkracht van een basisschool op zijn cv wil hebben dat hij leerlingen aanlevert voor het VMBO. Desondanks meer dan de helft, in de grote steden zelfs tussen de 70 en 80 procent! Plaats dit eens tegenover de beeldvorming van het VMBO. Die doet weliswaar geen recht aan de inzet van de docenten, maar die is natuurlijk allerbelabberdst. Op zich is het goed dat er nu plannen zijn om de beroepsopleidingaspecten in het VMBO te versterken. Maar die experimenten zijn een druppel op de gloeiende plaat in het licht van de leerlingenaantallen.

10. Wat doet dat met mensen die vanaf hun 12de ervaren dat ze eigenlijk een ‘loser’ zijn? Die als de Kamer over hen praat, het uitsluitend heeft over de gewelddadigheden die zich op scholen voordoen, over het plaatsen van detectiepoortjes, over het ongemak dat ze veroorzaken in winkelcentra of stations in de nabijheid van hun scholen, etc. Niet over de vooruitzichten voor hen persoonlijk, dat de opleiding hen wel degelijk in de gelegenheid stelt een goede boterham te verdienen en het belang voor de Nederlandse samenleving en economie dat er goede vaklieden beschikbaar zijn, voor de bouw, de industrie, het onderhoud etc. We praten makkelijk over Polen, Roemenen, Bulgaren, we praten makkelijk over langer werken, over tekorten en over dwang, maar zelden over het bieden van een zinvolle opleiding aan mensen. Vergeef ook hier mijn overdrijving. Maar als de PvdA ooit weer wil groeien dan moet zij zich ontfermen over die VMBO-ers, over 60% van de jongeren tussen 12 en 14 jaar, over al diegenen die inmiddels via het VMBO een plek in de samenleving hebben verworven. Die groep is vele malen groter dan de (V)WO-ers, dan de spraakmakende gemeente die zichzelf veel makkelijker weet te redden, over een veel grotere verbale kracht beschikt, maar binnen de partij eerder de verwarring vergroot dan verminderd. Vrees dat de VMBO-ers, de toekomstige Hardwerkende Nederlanders, zich eerder aangetrokken voelen tot TON of PVV dan tot PvdA. Terwijl het omgekeerde het geval zou moeten.

a.    Op 1 september mag je het nieuwe studiejaar openen van het ROC Zadkine in Rotterdam. Zie het bovenstaande als een inspiratie voor je toespraak. Veel VMBO-ers komen immers op enig moment in het ROC terecht. Laat Balkenende zich maar druk maken over het disciplineren van jongeren en anders hun ouders wel, jij zou moeten gaan over de kracht van jongeren, over het belang voor samenleving en economie, over hoe je met hen de toekomst in wil. Uiteraard moet rottigheid rottigheid genoemd kunnen worden, maar de goedkope vereenzelviging van (vmbo-)jongeren en rottigheid doet niemand goed.

b.    Aandacht voor het VMBO en alles wat erbij hoort, is impliciet aandacht voor integratie. Immers het merendeel der leerlingen is allochtoon.

c.    Vorige week is Pieter Bogaers overleden. Die man wist een enorme goodwill op te bouwen in de samenleving vanwege zijn daadkrachtige aanpak van de woningnood. Bij de bouwvakkers in die tijd was het zo mogelijk nog groter. Hij stuurde op enig moment allen een brief met het verzoek ‘er een schepje bovenop te doen’. Trouw memoreerde dat vanochtend in een In Memoriam. Toen ik eind jaren zeventig bij de Bouw- en Houtbond ging werken, kwam dat nog menigmaal naar boven. Sommigen hadden de brief nog steeds bewaard! Dat is krachtig beleid met krachtige communicatie. (Dat die woningen later niet zo van beste kwaliteit bleken is Bogaers nooit nagedragen; hij bood een oplossing voor een langjarig onopgelost probleem)

11. Je zou ook iets in de richting van ouderen moeten doen. Ik bedoel hier niet allerlei nieuwe concrete beleidsmaatregelen, maar het ontwikkelen van een dialoog met hen. Ouderen zijn in de beeldvorming nog steeds synoniem met ‘armen’. Daar wordt door de ouderenbonden nog aardig gebruik van gemaakt. Maar inmiddels zijn ouderen natuurlijk allang niet meer allemaal arm. Als ik (babyboomer) met pensioen ga, ben ik beter af dan mijn ouders op dat moment waren. Die waren ook al weer beter af dan hun ouders. Hier zijn ook tal van cijfers over beschikbaar. Het moet mogelijk zijn om tegen die achtergrond te zeggen: we hebben het toch nog steeds over het leggen van de zwaarste lasten op de sterkste schouders? Hoe dat uiteindelijk gaat gebeuren, is de uitkomst van een politieke discussie.

a.    In 1993 heeft de FNV met de eigen achterban een discussie gevoerd over het gezin en de doorwerking ervan in belastingregelingen en sociale wetgeving. (Trekkers: Karin Adelmund en Ieke van den Burg!) Uitkomst was: de familie Doorsnee bestaat niet meer; het kostwinnersmodel is niet langer alleenzaligmakend. Dat heeft de weg vrij gemaakt voor vormen van individualisering en de economische zelfstandigheid van de vrouw. De discussie over de hoogte van uitkeringen werd niet langer gedomineerd met de demagogische opmerking: hoe kan een man hiervan zijn gezin onderhouden? Sinds het AOW-debacle van het CDA in 1994 durft niemand zich meer aan de AOW te branden. Je hebt het zelf ervaren hoe het politiek verlammend werkt. Diegene die het aandurft er iets van te vinden, kan uit alle hoeken de wind van voren krijgen. Dat velen onder de politieke critici achter de schermen bereid zijn tal van andere ouderenvoorzieningen te slopen, wordt nauwelijks opgemerkt.

b.    De aanloop naar aanpak van ouderenvoorzieningen moet dus niet langer plaats vinden via tal van commissies etc. Babyboomers moeten ervan overtuigd worden dat er toch wel iets redelijks in zit om meer te betalen voor de eigen voorzieningen, dat ze niet te gemakkelijk moeten schuilen achter degenen die moord en brand schreeuwen dat dit stank voor dank is voor hun bijdrage aan de opbouw van de samenleving, dat voor velen het pensioen geen vetpot is, etc.

c.    Aan de andere kant moet prudent worden omgegaan met voorzieningen waarop mensen enkele decennia denken te kunnen vertrouwen. Perceptie is hier werkelijkheid. Je bouwt je pensioen in 35, 40 jaar op, in samenhang met je AOW. Je koopt een huis met een hypotheek met een looptijd van 30 jaar. De overheid mag in geval van nood alles, maar het tornen aan dergelijke arrangementen wordt niet als betrouwbaar ervaren. Bijkomende verklaringen dat alles uiteraard voor ‘nieuwe gevallen’ is, dat ‘bestaande gevallen worden ontzien’, dat er een ‘overgangsregeling’ komt, komen niet over. Dus als echt de nood aan de man is, moet er niet alleen een helder uit te leggen nieuwe regeling zijn, allereerst moet er worden uitgelegd dat het echt niet anders kan. Het probleem moet overtuigend worden geschetst, de mensen moeten daarin worden meegenomen, ze moeten uitgelegd krijgen wat de mogelijke oplossingsrichtingen zouden kunnen zijn en dan pas te horen krijgen wat de favoriete oplossing is. Dat is in de politiek dus anders, dan bijvoorbeeld in het bedrijfsleven (of zoals het in de rijksdienst zou moeten zijn). Daar wil je niemand met problemen confronteren, daar wil je laten merken dat je ze proactief voorkomen hebt. Burgers willen niet om de oren geslagen worden met oplossingen, waar ze wel voor moeten betalen, maar waarvan ze niet goed uitgelegd krijgen wat hun voordeel daarbij is.

d.    De PvdA is een roerig clubje. Dat is soms leuk, soms minder. Mijn ervaring in Amsterdam ZO heeft me geleerd dat je aan de meeste praatjesmakers niet zo veel hebt. De opkomst onder allochtonen is nog steeds abominabel. Alle allochtone partijen die zich in de loop der jaren met veel fanfare geschetter hebben aangediend, zijn na de eerstvolgende verkiezingen met stille trom verdwenen. De PvdA is in Zuidoost al jarenlang de grootste partij, omdat de opkomst in de bejaardenhuizen daar bijna 100% is. De kansen die met name Surinamers in Zuidoost krijgen in het stadsdeelbestuur worden hen dus gegund door ‘witte bejaarden’. De uitkomst bij de komende stadsdeelverkiezingen zal sowieso wel wat minder zijn vanwege allerlei gedoe, maar hij zal nog veel minder zijn als de PvdA de oudere kiezer niet meer aan zich weet te binden.

Den Haag,

16 juli 2008

Jeroen