De kleine wereld van
Jeroen Sprenger

Folia-columns

De kleine wereld in de jaren '70 

  Een woord vooraf

Mijn jongste dochter studeert in het studiejaar 2009-2010 aan de London School of Economics. Ze wil daar haar Masters halen (waarin ze is geslaagd). Tweeëndertig jaar eerder heb ik daar ook gestudeerd. Dat herinnerde mij eraan dat ik destijds een gastcolumn mocht schrijven voor Folia Civitatis. Ik was van 1971-1974 lid van de redactieraad namens de ASVA en student-redacteur, als opvolger van Joost Smiers. Hij kende mij als redacteur van Discorsi, het blad van de studievereniging Machiavelli en had mij bij het ASVA-bestuur voorgedragen. Na het sollicitatiegesprek met voorzitter Constant Vecht goed te hebben doorstaan, mocht ik aan de slag.  De redactie stond toen onder leiding van Henk Bakker en Bart Immink. Redactiemedewerker was aanvankelijk Han van der Horst en later Henk Kersting. Andere (student-)redacteuren in die tijd waren onder andere Thom de Greef, Theo Ruijter, Benno Groeneveld, Antonie Mertens, Jeanne Doomen, Anne-Marie van der Vusse en Ernst Engels. In die periode bedachten we onder meer de 'gastcolumn', waarin hoogleraren, medewerkers, ondersteunend perosneel en studenten elkaar wekelijks afwisselden. Tot mijn grote verrassing werd ik als de studentvertegenwoordiger geselecteerd in het studiejaar 1975-1976. Met veel animo heb ik die uitnodiging aanvaard.

Jeroen Sprenger - 1975

Jeroen Sprenger - 1975, portret bij de gastcolumns in Folia Civitatis (foto Hans van den Bogaard)

De columns opnieuw lezend vallen me een paar dingen op. Ze passen goed in de tijd van de polarisatie. Je probeerde je opvatting zo krachtig mogelijk te verwoorden, zonder aanziens des persoons. Je kreeg de bal overigens net zo hart teruggekaatst, zoals me overkwam in de polemiek met Theo van Tijn. Spijt heb ik er niet van, al heb ik het idee dat ik veel milder ben geworden en zeker niet meer zo gauw naamgrappen als Theo Terpentijn zal maken. Wat me wel spijt is dat de polarisatie binnen de universitaire kring waarin ik verkeerde vaak leidde tot een enorme verharding in persoonlijke verhoudingen. Vertegenwoordigers van de verschillende kampen waren nauwelijks nog on speaking terms met elkaar. In 1968 aangekomen als student politicologie raakte ik al snel in het kamp tegen de hoogleraren Arie den Hollander (februari 1969) en Hans Daudt (januari 1970). De autoritaire opstelling van Den Hollander en de waardenvrije wetenschappelijke benadering van Daudt pasten niet goed in het streven naar democratisering van samenleving in het algemeen en universiteit in het bijzonder en naar meer maatschappelijk engagement in de wetenschapsbeoefening. Ik voelde me daar juist erg bij thuis, al ben ik me er niet van bewust daarin een leidende rol te hebben gespeeld. Maar door erover te schrijven in Discorsi en Folia Civitatis ben ik natuurlijk wel ingedeeld in een van de kampen.

Heel bijzonder heb ik dat ervaren in de relatie met Marius Broekmeijer. Aanvankelijk was Broekmeijer voorstander van een democratischer universiteit. Als promovendus op het Joegoslavische arbeiderszelfbestuur was dat natuurlijk niet zo vreemd. In de affaire-Daudt kiest hij echter volledig partij voor Daudt. Sindsdien kon er geen artikel meer over die affaire-Daudt verschijnen of ik kreeg er linksom of rechtsom van langs; of ik het artikel nu had geschreven of niet. Jaren later - ik werk dan al enige tijd bij de FNV - kom ik hem weer tegen in de koffiekamer van het Sociologisch Instituut. Wat zeg je in je onschuld bij het tegenkomen van een oude kennis? Ik toen: 'he Marius, leef je nog?' Zijn chagrijnige reactie was: 'ja, dat had je wel anders willen zien'. Weer jaren later trouwt mijn oudste zuster met een goede vriend en collega van hem. Hij is aanwezig op het huwelijksfeestje. Zogauw hij mij gewaar wordt, ontketent hij een klein relletje. "Weet je wel van wie jouw vrouw een zuster is?" sist hij mijn 'jonge' zwager toe.

Hoe anders was dit aan de LSE. Uiteraard ook daar een democratiseringsbeweging, want die hield zich niet aan grenzen. De eloquentie van de deelnemers en tegenstanders is beduidend groter dan in Nederland. Maar desondanks heeft dat het onderlinge respect niet of nauwelijks aangetast. Men bleef on speaking terms. Zo had het natuurlijk ook hier moeten gaan.

In dit kader kwam het wel heel ongelukkig uit dat de column over het boek van Den Hollander Het démasqué in de samenleving niet tijdig is geplaatst. In een tijd dat artikelen nog in een studentenkamer in Roseberry Hall nog op de draagbare typemachine Olivette Valentine, naar een ontwerp van de vorig jaar overleden ontwerper Ettore Sottsass jr, werden geschreven, in een van een postzegel voorziene enveloppe werden aangeleverd bij Mount Pleasant Postoffice en enkele dagen later in een eendrachtige samenwerking van Royal Mail en Tante Pos op de Folia-burelen werden bezorgd, kon een Bank Holiday nog onverwacht een spaak in de wielen steken. Het gevolg was dat het stuk twee weken later werd geplaatst, ongelukkigerwijze net op de dag dat zijn overlijden bekend werd. Zo had ik het echt niet gewild.

Wat me tevens opviel in mijn columns, dat mijn schrijfstijl - ik hoop dat de ironie niemand ontgaat - hier al stevig wordt neergezet. Als u mijn andere columns leest, dan zult u dat ook herkennen. Een oordeel laat ik graag aan u over.

In hoeverre zijn de in de Folia-columns weergegeven inzichten nog actueel? "Geen verstandig mens zal ooit zeggen, dat van mening veranderen onstandvastigheid betekent", zegt Cicero. Dus ik durf best te bekennen, dat ik over tal van zaken anders ben gaan denken. Polariseren doe ik niet meer zo veel, al ben ik nog steeds van mening dat uit de botsing der meningen de waarheid zal voortvloeien. Polariseren kan onnodig kwetsend overkomen, kan persoonlijke verhoudingen onder druk zetten. Is dus ook vaak contraproductief. Maar mijn opvattingen over de PvdA zijn door de jaren heen niet veel veranderd. Om maar wat te roepen. Het paternalistische, bevoogdende karakter is alleen maar toegenomen. Toen was ik buitenstaander. Nu ben ik er zelf al meer dan 25 jaar lid van. Onlangs heeft Lilian Ploumen me het speldje toegestuurd. Heel bescheiden zeg ik maar: ik probeer dit instituut nu van binnen uit te veranderen :-)

Ik wil de redactie van Folia Civitatis van harte bedanken voor de kans die ze me destijds heeft geboden. Tevens wil ik Hans van den Boogaardt bedanken voor het ter beschikking stellen van de foto die destijds bij de columns werd afgedrukt. De tekening bij de column Organiseert u, of ik vergeet u is van de helaas veel te vroeg overleden tekenaar Janwillem Van Vugt. Hij is gemaakt voor het maandblad Student, waarin ik samen met Vincent Vrooland in de loop van 1976 een recensie heb geschreven van het boek van Ger Harmsen en Bob Reinalda, Voor de bedrijding van de arbeid. De tekening is nu in mijn persoonlijk bezit. De overige illustraties zijn van internet geplukt en voor zover mij bekend rechtenvrij. Eventuele rechthebbenden kunnen zich, als ik het verkeerd heb, bij mij melden.

__________ 

Gepubliceerd in augustus 2009